gegoed
gegoed - Bijvoeglijk naamwoord 1. voorzien zijn van ruime financiële en andere middelen ♢ De gegoede man kon rustig rentenieren. Woordherkomst afgeleid van goed met het voorvoegsel ge- Synoniemen rijk, bemiddeld, welgesteld, vermogend, opulent, in bonis, gezeten, welgesteld...