Wat is de betekenis van gegoed?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gegoed

gegoed - Bijvoeglijk naamwoord 1. voorzien zijn van ruime financiële en andere middelen De gegoede man kon rustig rentenieren. Woordherkomst afgeleid van goed met het voorvoegsel ge- Synoniemen rijk, bemiddeld, welgesteld, vermogend, opulent, in bonis, gezeten, welgesteld...

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gegoed

welgesteld, bemiddeld.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gegoed

adj., bigoed(ig)e; — zijn, it goed, skoan dwaen kinne, der goed by sitte, it (wol) stouwe kinne.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gegoed

1. bn. (bemiddeld, welgesteld): gegoede lui; 2. gegoeden, m. en v. mv. (welgestelde lieden).

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gegoed

bn. een goed, redelijk vermogen bezittend: -e lui. Syn. ➝ bemiddeld.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gegoed

bn. (meer -, meest of gegoedst), ruim met aardse goederen bedeeld, welgesteld, bemiddeld: de gegoede stand; zelfst.: de gegoeden, de bemiddelde lieden.

2024-04-27
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gegoed

GEGOED, bn. (meer -, meest - en gegoedst), (veroud.) ergens gegoed zijn, er vaste goederen bezitten; — (thans) tamelijk rijk, welgesteld, bemiddeld gegoede lieden (lui); — de gegoede stand (burgerstand), de bemiddelde lieden (burgerlieden), als een afzonderlijke stand beschouwd hij behoort tot den gegoeden stand.