Geef mij toch van dat roode, dat roode daar.
Roode, Gen. 25: 30. De uitdrukking wordt uit scherts gebezigd, wanneer men aan eene tafel gezeten gaarne wat roode toespijs b.v. bessenvlâ zou begeeren. Het is eene vrij onschuldige jokkernij; maar nochtans niet geheel juist, omdat de schotel met gekookt linzenmoes, die Ezau volgens het bekende verhaal van Jakob begeerde, en waarvoor hij zijn eerst...