Wat is de betekenis van gedruis?

2025-01-22
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-01-22
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gedruis

verwarde, dowwe geluid (golwe); lawaai, rumoer.

2025-01-22
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gedruis

s.n., gespús (it), gewach (it).

2025-01-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gedruis

o. (dof en verward geluid of geraas; leven, lawaai, rumoer): een dof gedruis.

2025-01-22
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gedruis

o. dol geraas, rumoer: een oorverdovend maken.

2025-01-22
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gedruis

o. (g mv.), verward, uit een dooreenmengeling van niet-schelle klanken bestaand geluid, rumoer, lawaai, leven: midden in het — van de stad; het — van de wereld, of wel, dichterlijk, het aards —, het woelige, drukke leven van de wereld of op aarde; (fig.) maken, opschudding, opzien verwekken.

2025-01-22
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

gedruis

gedruis zn. 'dof geraas, rumoer' categorie: geleed woord, erfwoord Mnl. sulc .i. ghedrusch in dat woud 'zulk een rumoer in het woud' [1340-60; MNW-R], nae dit quamen die duvelen mit eynen ghedruys 'daarna kwamen de duivels met groot geraas' [1430-50; MNW-P], gedrusche salse wech doen als stoppele 'de (razende) s...

2025-01-22
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)