gedichtsel
o. -en, -s (Bijb. overleg, gepeins).
F.W. Grosheide (1926)
Met „al het gedichtsel der gedachten des harten” van den mensch, waarvan de Heere zag dat het „ten allen dage alleenlijk boos was”, Gen. 6:5, wordt bedoeld: het geheele maaksel van de overleggingen des harten, d.i. al wat de mensch uitdacht en ten gevolge daarvan ten uitvoer bracht.
J.H. van Dale (1898)
GEDICHTSEL, o. (bijb.) hetgeen men denkt of overlegt, de gedachten, de overleggingen: het gedichtsel van 's menschen harte is boos van zijne jeugd aan; —, (-s, -en), (w. g.) hetgeen verdicht of verzonnen is, verdichtsel, verzinsel: dat is maar een gedichtseltje.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: