gedaas
(1910) (inf.) dwaze praat. Van het werkwoord 'dazen' (onzin uitslaan, eigenlijk lang over een onderwerp doorpraten zonder iets essentieels te zeggen). • Ik snap geen jota van dit gedaas! (het Vaderland, 04/05/1923) • We hoeven er niet langer over te praten, heel dat opgeschroefd gedaas is dood-simpel: vangodverlaten...