gebroeders
gebroeders - Zelfstandignaamwoord 1. broers
Muiswerk Educatief (2017)
gebroeders - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-broe-ders 1. de broers samen ♢ de gebroeders Schijf gaan samen op reis Zelfstandig naamwoord: ge-broe-ders de gebroeders
Jozef Verschueren (1930)
mv. 1. Algm. broeders onderling: de De Witt. 2. Inz. als benaming van een handelsfirma: de NN., in tabak en sigaren.
Dr. L. Brouwers (1928)
Naamwoord: gebroeders, broeder, broer, heerbroer, zoogbroer, volle broeder, tweelingbroeder, stiefbroeder, halfbroeder, schoonbroeder, behuwdbroeder, pleegbroeder, bastaardbroeder, gezwagers, zwager, mansbroeder, stiefzwager. broederschap. Adjectief: broederlijk, broederloos.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (mv.), broeders, in betrekking tot elkaar gedacht: de — De Witt; m.n. als firma: de Gebrs. N.N. in tabak en sigaren.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: