gasser
zwijn, viespeuk, knoeier, smeerlap; zwerver In 1858 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, in de betekenis ‘spek’. Vervolgens ook gebruikt voor ‘zwijn’ en vanuit die betekenis als scheldwoord voor ‘knoeier, viespeuk, zwerver, smeerlap’. Via het Jiddische chazzer ontleend aan het Hebreeuwse chazir, beide met als beteke...