Wat is de betekenis van full?

2024-04-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

full

1. vol, gevuld; volledig, voltallig; uitvoerig; verzadigd; vervuld (van of); full of days, der dagen zat; be full up, vol zijn [v. tram of hotel]; be full up with work, tot over de oren in 't werk zitten 2. ten volle, helemaal; vlak [in ’t gezicht]; heel, zeer; 3. volheid; the full of it, alles; at the (her) full, vol [v. maan]; in full,...

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

full

(foel), (Eng.) vol; ~ back, achterspeler bij voetbal; ~ dress, galakleding, groot toilet; ~ speed, (spied) met grote snelheid.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)