frequentatief (frekwentatief)
[Lat.], I. o. (-tieven), ww. van herhaling, iteratief; n. bn., herhalend: frequentatieve betekenis. Zo zijn in het Ned. schokkeren en grommelen frequentatieven van schokken en grommen; het frequentatieve betekeniselement komt hier overeen met het suffix re(n) en le(n). Ook noemt men wel een werkwoord als hameren frequentatief, op grond van de betek...