frauderen
frauderen - Werkwoord 1. (inerg) fraude plegen, oneerlijk handelen ♢ Er is bij die zaak grof gefraudeerd. Woordherkomst afgeleid van het Franse frauder (met het achtervoegsel -eren)
Wiktionary (2019)
frauderen - Werkwoord 1. (inerg) fraude plegen, oneerlijk handelen ♢ Er is bij die zaak grof gefraudeerd. Woordherkomst afgeleid van het Franse frauder (met het achtervoegsel -eren)
Muiswerk Educatief (2017)
frauderen - regelmatig werkwoord uitspraak: frau-de-ren 1. bedrog plegen door een foute administratie ♢ hij heeft gefraudeerd door een valse handtekening te zetten Regelmatig werkwoord: frau-de-ren ik fraudeer...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. frauder, van Lat. fraudare] bedrog plegen; smokkelen; ook: spieken op school of bij examen.
M. J. Koenen's (1937)
gefraudeerd (Fr. fraude plegen, een oneerlijkheid begaan: smokkelen; spieken). (au = au of oo).
Jozef Verschueren (1930)
(fro'de:rən) (fraudeerde, heeft gefraudeerd) → fraude plegen, bedriegen, ontduiken, smokkelen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: