fluwelen
fluwelen - Bijvoeglijk naamwoord 1. (als) van fluweel vervaardigd fluwelen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fluweel Woordherkomst Afgeleid van fluweel met het achtervoegsel -en
Wiktionary (2019)
fluwelen - Bijvoeglijk naamwoord 1. (als) van fluweel vervaardigd fluwelen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fluweel Woordherkomst Afgeleid van fluweel met het achtervoegsel -en
Muiswerk Educatief (2017)
fluwelen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: flu-we-len 1. (als) van fluweel ♢ Jolanda droeg een fluwelen jurk 1. een fluwelen tong [vleien, slijmen] Bijvoeglijk naamwoord: flu-...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., van of als van fluweel: een fluwelen jasje; de fluwelen heide in Augustus; — (fig.) hij heeft een fluwelen tong, weet heel mooi te praten; iem. met fluwelen woorden paaien, met zoete, vleiende woorden.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (van, of als fluweel): een fluwelen lint; fig. e. fluwelen tong, mooiprater; fluwelen woordjes, zachte.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn., van of als van fluweel: een — jasje; (fig.) hij heeft een — tong, weet heel mooi te praten.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: