Wat is de betekenis van fluitjeshout?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fluitjeshout

o., (Zuidn.) hout geschikt om er fluitjes van te maken, inz. wilgenhout.

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

fluitjeshout

(1984) (Vlaanderen, scheldw.) gemeen volk; gespuis. Eigenlijk: wilgenhout, hout van slechte kwaliteit. • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)

2025-07-16
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Fluitjeshout

is de volksnaam in Vlaanderen en de Kempen voor de wilg; met de takken van f. maken de kinderen in de lente fluitjes.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

fluitjeshout

('fluitjәs) o. hout om fluitjes van te maken : wilgehout is -.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

fluitjeshout

o., (gew.) wilgehout.

Gerelateerde zoekopdrachten