fluim
1) (19e eeuw) (oorspr. stud.) onuitstaanbare kerel; misselijke vent; nietsnut. Ook wel een 'kwal' genoemd. Vermeld door Stoett (Nederlandsche Spreekwoorden. 1943, onder het lemma 'emmer'). • Een beroerde vent, zegt de een. Een fluim die boekjes schrijft, zegt een ander. (Johannes Kneppelhout: Studenten-typen. 1839-1841) •...