Wat is de betekenis van fietsbroek?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fietsbroek

v. (-en), korte broek voor een fietser.

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fietsbroek

fietsbroek - Zelfstandignaamwoord 1. (sport) (kleding) strakke korte broek speciaal gemaakt om mee te fietsen vaak met een zeemleren versterking in het kruis. Woordherkomst Naamwoord van handeling fietsen en broek

2025-07-15
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

fietsbroek

(de; -en) - korte broek voor een fietser.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fietsbroek

v. fietsbroeken (kniebroek)