Wat is de betekenis van fietsband?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fietsband

fietsband - Zelfstandignaamwoord 1. een binnen- of buitenband voor een fiets Die jongen stond op de stoep zijn fietsband te vervangen. Woordherkomst samenstelling van fiets en band

2024-04-26
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

fietsband

(de; -en) - rubberluchtband of buitenband voor een fiets tube, tubeless.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Fietsband

s., fytsbân; zijnplakken, bânlapje, -plakke.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fietsband

m. (-en), gummiluchtband of buitenband voor een fiets.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fietsband

m. fietsbanden (wielband van rubber ener fiets).

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

fietsband

m. (-en), binnenof buitenband voor een fiets.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Fietsband

FIETSBAND, m. (-en), gummi luchtband, of buitenband voor eene fiets; ...BELASTING, v.; ...BERGPLAATS, v. (-en); ...BEWAARDER, m. (-s), iem. die voor eene kleinigheid, aan postkantoor, aan het strand, bij een wedstrijd enz. fietsen voor anderen bewaart; ...BROEK, v. (-en), korte broek voor een fietser; ...DIEFSTAL, m. fietsdiefstallen zijn aan d...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)