Wat is de betekenis van Fidibus?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fidibus

(Hd.-Lat.), m. (-sen), opgerolde of gevouwen strook papier om een pijp of sigaar aan te steken.

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

fidibus

(19e eeuw) (< Dui.) (stud.) strook papier waarmee een pijp wordt aangestoken. Wellicht een samensmelting van “Fidelibus fratribus”, d.i. aan de trouwe broeders - oorspronkelijk een uitnodiging aan een gezelschap van tabaksrokers, waarvan het papier achteraf gebruikt werd om de pijpen aan te steken. • Ten tijde toen het tabakrook...

2025-07-16
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Fidibus

Fidibus - strook papier waarmee een pijp wordt aangestoken. Wellicht een samensmelting van Fidelibus fratribus, d.i. aan de trouwe broeders - oorspronkelijk een uitnodiging aan een gezelschap van tabaksrokers, waarvan het papier achteraf gebruikt werd om de pijpen aan te steken. Ontleend aan de Duitse studententaal.

2025-07-16
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Fidibus

papiertje om pijp of sigaar mee aan te steken

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Fidibus

papierstrookje om een pijp aan te steken

2025-07-16
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Fidibus

opgerold papier om de pijp aan te steken.

2025-07-16
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Fidibus

(Lat.), opgevouwen papierstrook)e, dat vóór het algemeen gebruik der lucifers gebezigd werd voor het aansteken van de pijp.

2025-07-16
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

fidibus

(Lat.) m. opgerold of lintvormig gevouwen papierstrookje om de pijp aan te steken.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fidibus

m. fidibussen (Duits studentenwoord: Lat. opgerold strookje papier, om de pijp aan te steken); vero. of gew.

Gerelateerde zoekopdrachten