Fameus
(<Fr.), bn. bw. (fameuzer, -t), 1. veelbesproken, hooggeroemd (in iron. opvatting): is dat nu die fameuze villa van hem? 2. zeer groot: een fameus fortuin ; 3. (Zuidn.) minderwaardig : gij zijt een fameuze, gij valt mij tegen; 4. verbazend, bijzonder : ’t is fameus warm; zij heeft fameus gezongen; &...