Wat is de betekenis van etappe?

etappe - Zelfstandignaamwoord 1. een deel van een meerdaagse wedstrijd waarbij elke etappe een wedstrijd op zich is ♢ Naast de gewone etappes zijn er ook de bijzondere etappes zoals de proloog, de individuele tijdrit, en de ploegentijdrit in de Tour de France. 2. rustpunt van een leger na ee...

Etappe - rit in een etappekoers. Fr. étape; Eng. stage.

etappe - zelfstandig naamwoord uitspraak: e-tap-pe 1. deel van een route tussen twee rustplaatsen ♢ vandaag wordt de tweede etappe van de Tour de France gereden Zelfstandig naamwoord: e-tap-pe de etappe ...

etappe: koers die in een dag wordt gereden en die deel uitmaakt van een meerdaagse rittenwedstrijd. De Nederlanders zullen in verband met een ronde eerder van 'etappe' spreken, de Vlamingen hebben het over een rit. Het blijft opmerkelijk dat in wielertaal de Nederlanders wel Vlaamse termen (het liefst uit de taal van Moliere) overnemen, maar dat he...

Rit in een etappekoers. De eerste Tour de France (1903) had zes etappes. Destijds waren etappes van 300 kilometer of meer niet ongebruikelijk. Eddy Merckx won in totaal 35 etappes. Vgl. Frans: étape; Engels: stage. Van Erik Breukink is het gezegde: ‘In een lange etappe kun je fouten herstellen, in een tijdrit niet.’ Er waren andere équipes wier per...

(de; n, -s) - elk van de delen waarin een wedstrijdparcours verdeeld wordt, bv de diverse etappes van de Tour, de Giro en de Vuelta, syn. rit (2). • Selectie van te controleren renners, bij afwezigheid van specifieke instructies van de antidopingcommissie. (,..) III Eendaagse wedstrijden (alle disciplines), halve etappes: de winnaar van de eerste h...

dagmars; deel van een parcours

1. gedeelte van een mars; 2. in de oorlog het achter het front gelegen gebied, waar legervoorraden, enz., verzameld zijn.

etappe; stapelplaats.