Wat is de betekenis van escape?

2024-04-29
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

escape

(zelfstandig naamwoord) [alg.] uitvlucht, ontsnappingsmogelijkheid, uitweg, ontkomen - Er wordt niet aan het vraaggesprek gesleuteld of geknipt, er is geen ontkomen aan, alles wordt uitgezonden. [ict] ontsnapping(stoets), afbreek(toets), onderbreek(toets) - Een druk op de afbreektoets zorgt er meestal voor dat acties die op dat moment worden u...

2024-04-29
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Escape

zuilschacht.

2024-04-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

escape

I. ontsnapping, ontvluchting, ontkoming; lek [v. gas]; opslag; wilde uitloper; reddingstoestel [bij brand], brandladder; make (good) one’s escape, (weten te) ontsnappen; zie ook: narrow; II. ontsnappen, ontkomen, ontglippen (aan from), ontvallen, ontgaan, ontlopen.

2024-04-29
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Escape

m. (het) ontsnappen, ontvluchten, ontkomen; knalpot, uitlaat; a escape, zo snel mogelijk, in aller ijl.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)