Emboucher
I. de mond zetten aan; ’t bit aandoen; binnenvaren [riviermond]; zijn lesje voorzeggen, de woorden in de mond geven; emboucher la trompette, hoogdravend worden; de grote trom roeren; II. s’emboucher, zich uitstorten [v. rivier].
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. de mond zetten aan; ’t bit aandoen; binnenvaren [riviermond]; zijn lesje voorzeggen, de woorden in de mond geven; emboucher la trompette, hoogdravend worden; de grote trom roeren; II. s’emboucher, zich uitstorten [v. rivier].
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: