Wat is de betekenis van Emboucher?

2025-07-16
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Emboucher

I. de mond zetten aan; ’t bit aandoen; binnenvaren [riviermond]; zijn lesje voorzeggen, de woorden in de mond geven; emboucher la trompette, hoogdravend worden; de grote trom roeren; II. s’emboucher, zich uitstorten [v. rivier].

Gerelateerde zoekopdrachten