Wat is de betekenis van Eggig?

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eggig

adj., ich, eang, ing.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eggig

bn. (-er, -st), stroef geworden (van tanden door het eten van zure of wrange vruchten).

2024-04-26
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Eggig

Scherp zuur, wrang, stroef. Door het eten van zure vruchten worden de tanden eggig.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eggig

('eggəch) bn. en bw. eggerig.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eggig

bn. (-er, -st), stroef geworden (van tanden door het eten van zure of wrange vruchten).

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eggig

EGGIG, bn. (-er, -st), stomp geworden (van tanden door het eten van zure of wrange vruchten). EGGIGHEID, v. stompheid (der tanden).

2024-04-26
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Eggig

Eggig, bn. (-er, -st), stomp geworden (van tanden). *-HEID, v. stompheid (der tanden). *...GING, v. (landb.) het eggen.

Gerelateerde zoekopdrachten