Wat is de betekenis van Eenruiter?

2024-04-26
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Eenruiter

Los raam, waarvan de buitenwerkse afmeting 150 X 80 cm bedraagt. Het raamhout is 4 x 6, 4 x 5 of 5 x 5 cm en is voorzien van een groef, waarin een ruit wordt geschoven van 73.1 x 140,8 cm. Om verwering van het hout tegen te gaan, worden ze met wolmanzouten of kopernaftenaat behandeld. Aangezien de hoeken het meest te lijden hebben, worden hierin te...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eenruiter

m. (-s), broeibak met een of meer eenruiten bedekt.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eenruiter

m. eenruiters (broeibak met éénruiten [broeiramen met één grote ruit] gedekt).

2024-04-26
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Eenruiter

Broeibak met één groote ruit.

2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Eenruiter

tuindersbroeiraam met één groote ruit, die gevat is in een lijst van in den regel grenenhout. Door hun eenvoud zijn c. goedkoop; zij laten veel licht door en kunnen door één man worden gedragen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eenruiter

m. (-s) broeibak met één grote ruit bedekt.

2024-04-26
Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Eenruiter

Een eenruiter is een bijzonder soort broeiraam en wel een glasruit uit één stuk van 150 X 80 c.m., gevat in een stevig houten raam, zó dat er geen tussenroeden nodig zijn en één man het toch hanteren kan. Doordat de tussenroeden ontbreken, gaat geen straaltje zon verloren en doordat één man ze verwer...

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eenruiter

m. (-s), een houten raam van 80 x 150 cm, waarin één grote glasruit is gevat, in de tuinbouw gebruikt als glasbedekking op bakken en warenhuizen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eenruiter

EENRUITER, m. (-s), broeibak met ééne groote ruit bedekt.

Gerelateerde zoekopdrachten