Wat is de betekenis van Eenoog?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

éénoog

1) (1970+) (sch.) mannelijk geslachtsdeel. • (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126) 2) (1944) (Gent, inf.) toilet, w.c. Zie ook: Hilletje Eénoog en Jannigje Eénoog. • En de bestek...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eenoog

eenoog - Zelfstandignaamwoord 1. persoon of dier met één oog Woordherkomst samenstelling van een en oog

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eenoog

s., ieneach.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eenoog

m. en v. (...ogen), 1. die maar één oog heeft; (spr.) in het land der blinden is éénoog koning, onder domoren is iemand met een beetje verstand al een hele piet; 2. (nat. hist.) vrijzwemmend roeisprietig schaaldier (Cyclops guadricornis), 1 mm groot, bij ons algemeen in sloten, vijvers, regenbakken en gote...

2024-04-29
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Eenoog

Koning door blind vertrouwen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eenoog

m. en v. eenogen (persoon met één oog): zegsw. zie blinde.

2024-04-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Eenoog

➝ Cyclops.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eenoog

(...ogen) m. en v. persoon met slechts één oog. → land.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eenoog

v./m. (-ogen), hij die maar één oog heeft; in het land der blinden is eenoog koning, onder domoren is iemand met een beetje verstand al een hele piet.