Wat is de betekenis van econoom?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Econoom

m. (...nomen), 1. staathuishoudkundige; 2. (Zuidn.) persoon belast met de huishouding in een kostschool e.d.

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

econoom

econoom - Zelfstandignaamwoord 1. (economie), (beroep) deskundige op het gebied van de economie, die economische gegevens bestudeert en economisch beleid aandraagt Economen hekelen de belastingplannen van de nieuwe regering. Woordherkomst met het voorvoegsel eco- met het ac...

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

econoom

econoom - zelfstandig naamwoord uitspraak: e-co-noom 1. iemand die zich bezighoudt met de inkomsten en uitgaven van een land of organisatie ♢ deze econoom beweert dat we meer geld moeten gaan uitgeven Zelfstandig naamwoord: e-co-noom ...

2025-07-15
Klein hotelvademecum

Peter Joh .M. Zuidweg (2017)

Econoom

Medewerker of beleidsfunctionaris die zich bezighoudt met het economisch aspect of economisch beleid van een bedrijf.

2025-07-15
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

econoom

(de, -nomen) in België ook: administrateur, financieel beheerder, huismeester in een kostschool.

2025-07-15
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Econoom

[Gr. oikonomos = heer des huizes, bestuurder] 1 economist; 2 wie belast is met de huishouding van instellingen; ook: administrateur, rentmeester.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Econoom

(ekonoom) staathuishoudkundige; rentmeester