Wat is de betekenis van duw?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

duw

duw - Zelfstandignaamwoord 1. een zet, een stoot Hij gaf de auto een harde duw, zodat die weer op de weg kwam. duw - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duwen ♢ Ik duw 2. gebiedende wijs van duwen ...

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

duw

duw - zelfstandig naamwoord 1. door kracht uitoefenen proberen te verplaatsen ♢ hij gaf me een duw, waardoor ik omviel 1. een duwtje in de goede richting geven [helpen een beslissing te nemen] Zel...

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Duw

s., triuw, stomp, homp, dúst, domp pomp; eengeven, oanpompe, -hompe, -fiere.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Duw

m. (-en), de handeling van duwen, voorwaartse stoot; — oneig.: een duw krijgen, beschadigd worden; teruggeslagen, achteruitgezet worden.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

duw

m. duwen (stoot): iem. een duw(tje) geven.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

duw

(du:w) m. (-en; -tje) het duwen, keer dat men duwt : een geven, krijgen.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Duw

m. (-en), de handeling van duwen, voorwaartse stoot; (oneig.) een duw krijgen, beschadigd worden; teruggeslagen, achteruitgezet worden.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)