Wat is de betekenis van dut?

2024-04-29
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Dut

Zie Theodorus Vgl. Dutsje.

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dut

dut - Zelfstandignaamwoord 1. een korte, lichte slaap Na de middag zou je wel eens een dutje willen doen. dut - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van dutten 2. gebiedenwijs van dutten

2024-04-29
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Dut

m -> Theodorus. Komt voor in Duiven. Vgl. Dutsje.

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

dut

gedut, lig (kort) slaap.

2024-04-29
Woordenboek Turks-Nederlands

MEHMET KIRIŞ (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dut

m. (-ten), teken dat ergens ingeslagen is, dn ’t bijz. met een munt- of ijkstempel: om de wichtige schellingen van de lichte te onderscheiden, sloeg men er een dut in; daarom zegt men soms nog van een meisje dat haar 28ste jaar heeft bereikt: de dut is er op.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dut

I. m. (licht slaapje; fig. dwaling): allen waren in de dut; een dut(je) doen, een (middag)slaapje; fig. iem. uit de dut helpen, iemand in de dut laten, droom. II. m. dutten (deuk; stempel, ingeslagen teken): ergens een dut in slaan.

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

dut

dut, - m., een ingeslagen of ingeklopt teeken (bijv. in een munt); vandaar het oude: „dutschelling”, een geldstuk van 30 ets.; „dutten”: kloppen, slaan; (een munt) van een „dut”, een stempel, voorzien.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)