Wat is de betekenis van Dunlijvig?

Van Dale Uitgevers (1950)

Dunlijvig

bn. (-er, -st), 1. loslijvig, aan diarrhee lijdend; 2. (w. g.) mager, schraal.

Lees verder

Jozef Verschueren (1930)

(dun'lijvəch) bn. (-er, -st) dun van lijf. Syn. → dun.

J.H. van Dale (1898)

DUNLIJVIG, bn. (-er, -st), loslijvig; mager, schraal. DUNLIJVIGHEID, v.

I.M. Calisch (1864)

Dunlijvig, bn. (-er,-st), loslijvig; mager, schraal. *-HEID, v. loslijvigheid; magerheid.

Lees verder

Gerelateerde zoekopdrachten