Duimkruid
o., (scherts.) geld: mijn duimkruid is op ; daar is duimkruid bij (te verdienen).
Marc De Coster (2020-2025)
(1488) (sch.) geld. Eigenlijk: een geneesmiddel dat men met de duim aftelt. O.a. bij Harrebomée: "Hij is goed van duimkruid voorzien." • Zult gy ons beiden wederzien, Dan is het, ‘wellekom’. Dan kom ik met een dikke bult Van duimkruid u weer by… (Aagje Deken en Betje Wolff: Economische liedjes. 1781) &bu...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
F.A. Stoett (1923-1925)
D.i. geld, poen (Teirlinck, 55; Köster Henke, 54), molm (zie Koster Henke, 46; Jord. 386), moos, mozes, kies (hebr. kis, geldzak, geld), aldus genoemd naar de wijze, waarop men geld telt. Deze benaming komt in de middeleeuwen voor in een brief van den 27sten van Hooimaand 1488, door de afgevaardigden van de s...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: