Wat is de betekenis van drukte?

...

drukte - Zelfstandignaamwoord 1. het hebben van veel activiteit van verkeer, mensen ♢ Het was me daar een drukte! 2. veel dingen te doen hebben, het druk zijn ♢ Met de drukte van vandaag de dag lijk je nergens meer aan toe te komen. drukte...

drukte - zelfstandig naamwoord uitspraak: druk-te 1. waar veel mensen bij elkaar zijn ♢ het was een drukte van belang in de stad 1. maak maar geen drukte voor mij [doe maar niets bijzonders]...

bedrywigheid, gedrang.

s., drokt(m)e, spul (it), muoite trelit (it), heibel, herje, rebülje, biweging, geskaei (it), gemael (it), bistel (it); voorbereidende—, foardrokte; overstelpende —, hingjen en baernen (it); onnodige —, innen en oanen, fiven en seizen, fjouweren en fiven, geskyt (it) poeha (it), poehei (it),...

...

v., drukte naar aanleiding van of op een kermis: blij dat die kermisdrukte weer voorbij is.

v. -n (1 veelsoortige bezigheid; bezigheid; 2 verkeer, vertier; 3 rumoerige beweeglijkheid, opwinding; inz. onnodige beweeglijkheid; omhaal, omslag): 1. dat veroorzaakt hem veel —; 2. wat een — in stad; wat was dat daar voor een — in de straat, beweging! 3. in stilte, zonder ophef of —; veel — van iets maken, ophef;...

v. 1. overvloed van bezigheden: die is heilzaam voor u; in een zaak. 2. veel verkeer, vertier: wat een in die stad! 3. a. Algm. onrustige beweeglijkheid: de van een handelsreiziger, b. Inz. nodeloze, hinderlijke drukte: een eenvoudige bijeenkomst zonder -. Gez. hebben, veel praatjes, pretenties hebben; maken, zich aanstellen; een koude -, nodeloze...