Drieling
m. en v. (-en), 1. drie kinderen van dezelfde dracht of zwangerschap; ook wel voor ieder van zulke kinderen als zodanig; — bij verg. ook voor drie aaneengegroeide vruchten enz.; 2. wat niet de volle of normale grootte heeft, in bijz. toepassingen: spijker die ¾ van een „enkele” spijker is, heknagel; — dito soort van g...