Wat is de betekenis van douceur?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Douceur

(Fr.), v. (-s), fooi, geschenk (in geld): een aardig douceurtje; (ook) bijverdienste.

2025-07-15
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

douceur

gift. gift; extraatje; fooi. Voorbeelden: Hij was een van de grootste omkopers aller tijden [...]. Bowers' boek geeft een waslijst van andermaal grondig gedocumenteerde douceurs waarmee Rowland zijn transacties smeerde. Zo vormde hij zich een grote vriendenkring onder Afrikaanse presidenten en presidenten in spe [...]. President...

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

douceur

(17e eeuw) (vaak verkleinvorm) (euf.) smeergeld. Eveneens in het Engels: douceur. Letterlijk betekent het suikergoed, snoepgoed, lekkernij. Het woord werd ontleend aan het Frans. Het WNT citeert o.a. het Nederlandsch-Indisch Plakaatboek (1602–1811). Illegale activiteiten klinken over het algemeen veel vriendelijker in een vreemde taal. In Vla...

2025-07-15
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

douceur

betekenis extraatje, fooi, geschenk uitspraak [doe-seur] citaat "Toegegeven, dat voelde best lekker. Want eindelijk worden korte metten gemaakt met de arrogantie waarmee onze verantwoordelijke bewindslieden nu al decennialang volhouden dat we met het uitdelen van onze royale fiscale douceurtjes aan de grote bedrijven niets verkeerds doen.&qu...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

douceur

douceur - Zelfstandignaamwoord 1. klein financieel of niet financieel geschenk Sagan – over wie nu twee biografieën zijn verschenen – kan bij de Fransen nog steeds niet stuk, zelfs niet nadat ze in 1994 verwikkeld raakte in een politiek schandaal, en begin dit jaar zelfs tot een jaar voorwaardelijke gevange...

2025-07-15
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Douceur

[Fr., van doux, van Lat dulcis = zoet] geschenk in geld, fooi; ook: bijverdienste; een aardig -tje, een niet te versmaden neveninkomst.

2025-07-15
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Douceur

fooi; bijverdienste

2025-07-15
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Douceur

geschenk; fooi

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Douceur

zoetheid; zacht(aardig, -moedig, -zinnig)heid; mildheid] liefelijkheid; heerlijkheid, aangenaamheid, genoegen; douceurs, suikergoed, zoetigheden; vleiende woorden; geschenken; douceur de vivre, rustig levensgenot; plus fait douceur que violence, met zachtheid komt men verder dan met geweld; en douceur, zachtjes (aan); kalmpjes (aan); met een zoet l...