Wat is de betekenis van dorpeling?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dorpeling

dorpeling - Zelfstandignaamwoord 1. een inwoner van een dorp Woordherkomst Afgeleid van dorp met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e- Verwante begrippen dorpelinge

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

dorpeling

dorpeling - zelfstandig naamwoord uitspraak: dor-pe-ling 1. iemand die in een dorp woont ♢ de dorpelingen waren allemaal naar het feest gekomen Zelfstandig naamwoord: dor-pe-ling de dorpeling ...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

dorpeling

dorpenaar, iem. wat in ‘n dorp woon.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dorpeling

s., doarps-, geaman; -en doarps-, gealju, doarpsfolk (it).

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dorpeling

m. en v. (-en), dorpsbewoner, -bewoonster.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dorpeling

m. -en (bewoner v. e. dorp).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dorpeling

('dorpəling) m. (-en) dorpsbewoner.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dorpeling

m. (-en), dorpsbewoner.