Doosvrucht
zie vrucht.
Veerman (1954)
Droge, meestal uit meer dan 1 vruchtblad bestaande, veelzadige vrucht, die bij rijpheid openspringt. Daarbij kan splijting langs de middennerven der vruchtbladen optreden (hokverdelend), of splijting van de tussenschotten (schotverdelend); bij andere ontstaan spleten of poriën; soms wordt een dekseltje afgestoten.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), (plantk.) enkelvoudige, droge, openspringende vrucht waarvan de delen aan de plant blijven zitten, zoals de peul, de hauw, de kokervrucht en de doosvrucht in engere zin : de doosvrucht der papavers springt met poriën open ; hokverdelende en schotverdelende doosvruchten.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
is, in ruimeren zin, een droge, meerzadige, openspringende, ware vrucht, die uit één of meer vruchtbladen gevormd kan zijn. Verschillende soorten van doosvruchten zijn de kokervrucht, de peulvrucht, beide uit één vruchtblad gevormd, de hauw en het hauwtje, beide uit twee vruchtbladen gevormd en in twee hokken verdeeld do...
Jozef Verschueren (1930)
v. (-en) Plantk. doosvormige, meerzadige en vanzelf openspringende vrucht die, na de zaden te hebben uitgeworpen, nog een tijdlang aan de vrucht blijft zitten : de van de papaver.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Doosvrucht - naam voor een groep van droge, openspringende vruchten met verscheidene zaden; ze krijgen bij rijpworden een of meer openingen, waardoor de zaden de vrucht kunnen verlaten. Zie plaat Vruchtvormen, fig. 13, 14 en 15.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: