Doorzicht
s.n., trochsjoch (it); zonder werken, sile yn 'e mist.
Van Dale Uitgevers (1950)
o., 1. het vermogen of de gelegenheid door iets heen of tussen zekere zaken door te zien: hagen die het doorzicht belemmeren; — plaats waar men kan doorzien; 2. het vermogen om ook (voor de geest) verderaf liggende dingen te zien, verreikend inzicht: een man vol verstand en doorzicht; 3. perspectief.
M. J. Koenen's (1937)
o. (1 gezicht door iets heen; het vermogen of de gelegenheid door een zaak of tussen zekere zaken door te zien; 2 vlug begrip, schranderheid): 1. iem. het — belemmeren; 2. een man van —, scherpzinnigheid.
Jozef Verschueren (1930)
('do:r) o. 1. Eig. het doorzien (I 3): dat zal het belemmeren; iets in zient in de juiste verhoudingen, ten opzichte van de diepte. 2. Metn. perspektief. 3. Metf. vlug, helder en grondig inzicht: een man van -. Syn. → begrip.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., 1. het vermogen of de gelegenheid door iets heen of tussen bepaalde zaken door te zien: hagen die het doorzicht belemmeren; plaats waar men kan doorzien; 2. het vermogen om ook (voor de geest) verderaf liggende dingen te zien, ver reikend inzicht: een man vol verstand en doorzicht; 3. perspectief.
J.H. van Dale (1898)
DOORZICHT, o. het gezicht door (iets); (fig .) begrip, schranderheid, scherpzinnigheid: een man vol verstand en doorzicht.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: