Wat is de betekenis van Dommelijk?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dommelijk

bn., (Zuidn.) verwensend woord (eig. doembaar): het had weer heel de dommelijke dag geregend, de hele godganselijke dag.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Dommelijk

DOMMELIJK, bn. (Zuidn.) het had weer den dommelijken dag geregend, den heelen dag, den godganschelijken dag.

2025-07-15
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Dommelijk

Dommelijk, bijw. op domme of lompe wijze.

Gerelateerde zoekopdrachten