Wat is de betekenis van dikoor?

2024-04-26
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

dikoor

bof (informeel) Twee jonge Genkenaars met dikoor hebben zich gistermiddag gemeld bij het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (Het Belang van Limburg) Het woord 'bof' wint terrein in België. Het gaat terug op de betekenis 'zwelling' die het woord 'bof' had. Belgisch-Nederlandse Standaardtaa...

2024-04-26
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

dikoor

(zn) bof (kinderziekte) BM, EK, TM.

2024-04-26
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

dikoor

(uitspraak: DIK-oor) Zie (ook) bof

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

dikoor

(de) bof [ziekte] De verdeling van de kaart houdt verband met het voorkomen van infectieziekten zoals kinderverlamming, kinkhoest, klem, kroep, mazelen, hepatitis B, dikoor, rode hond, griep en hersenvliesontsteking. - LN, 08-12-2001.

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

dikoor

Bof (als virusziekte). Mazelen, rodehond, dikoor, windpokken en kinkhoest kan men maar een keer krijgen, Vrouw en Wereld mei 1975, p. 38. Er bestaan veel verkeerde opvattingen over het verloop en de verwikkelingen van «dikoor», Vrouw en Wereld nov. 1977, p. 20. Sam.: dikoorvirus.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dikoor

v., (Zuidn.) bof.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dikoor

o., (gew.) bof.