Wat is de betekenis van Dijkage?

2024-04-30
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

DIJKAGE

De term dijkage verschijnt in het Nederlandse taalgebied voor het eerst in 1291 in de Vier Ambachten als daar na de stormvloed van 1288 het gevoerde beheer ‘van der dikage’ bij Ossenisse ter discussie wordt gesteld. Dijkage beduidde o.m. het onderhoud van de dijk en is o.m. bekend geworden door de uitdrukking → gemene dijkage.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dijkage

v. (-s), 1. het (bedijken; 2. dijkwerken.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dijkage

v. -s (het aanleggen van dijkwerken; het ingedijkte land; het geheel der dijken; de dijk); in alle bet. vero.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dijkage

(dij'ka:zjə) v. (-s) dijkwerken : ongelukken door betere verhoeden.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dijkage

v. (-s), 1. het (be)dijken; 2. dijkwerken.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Dijkage

DIJKAGE, v. (-s), dijkwerken.