Wat is de betekenis van didon?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

didon

(1999) (< Sur.) op z'n hondjes*; achterom*. • Wat de prijs betreft: didon twee gulden vijftig, afu skoinsi een gulden vijftig en bak’pun een gulden. (Clark Accord: De koningin van Paramaribo. 1999)

2024-04-28
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Didon

Dido.

2024-04-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Didon

Didon - Henricus Martinus, Dominicaan, kanselredenaar; * 17 Maart 1840 te Touvet, † 15 Maart 1900 te Toulouse. Trad o.a. op in Londen, Parijs, Marseille; 1890 directeur van het college van Arceuil. Had grooten invloed op het Katholieke leven in Frankrijk.Werken: L’ Enseignement supérieur et les universités catholiques (Pa...

2024-04-28
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Didon

Didon - (Henri; kloosternaam Martin), sinds 1856 Dominicaan geb. 1840 te Touvet (dep. Isère), overl. 1900 te Toulouse; in 1861 priester gewijd, daarna professor in de theologie aan verschillende huizen van zijn orde; 1866 vastenprediker te Londen; 1868 en 1869 conferentieredenaar te Nancy; 1879 werd hij te Rome gecensureerd wegens zijn conferenties...