diamanten
diamanten - Bijvoeglijk naamwoord 1. uit diamanten samengesteld diamanten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord diamant
Wiktionary (2019)
diamanten - Bijvoeglijk naamwoord 1. uit diamanten samengesteld diamanten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord diamant
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., 1. van diamant; — (fig.) uiterst hard; 2. met een diamant of diamanten bezet of daaruit bestaande : een diamanten broche ; een diamanten collier; 3. de diamanten bruiloft, gedenkdag van een 60-jarige echtvereniging.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (van diamant of met een diamant of diamanten bezet): een - ring, met een diamant; een - bootje, halssieraad, slotje met een diamant; zie bruiloft.
Jozef Verschueren (1930)
('mantɘn) bn. van of met diamanten : een broche, ring; een bootje als halssieraad. → bruiloft.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. 1. van diamant; (fig.) uiterst hard; 2. met een diamant of diamanten bezet of daaruit bestaande: een diamanten broche; een diamanten collier; 3. diamanten bruiloft, gedenkdag van een 60-jarige echtvereniging.
J.H. van Dale (1898)
DIAMANTEN, bn. van diamant; met diamanten bezet: eene diamanten broche; de diamanten bruiloft, gedenkdag van eene 60 jarige echtvereeniging.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: