Wat is de betekenis van diamanten?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

diamanten

diamanten - Bijvoeglijk naamwoord 1. uit diamanten samengesteld diamanten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord diamant

2024-04-28
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Diamanten

diamanten, van diamant.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Diamanten

bn., 1. van diamant; — (fig.) uiterst hard; 2. met een diamant of diamanten bezet of daaruit bestaande : een diamanten broche ; een diamanten collier; 3. de diamanten bruiloft, gedenkdag van een 60-jarige echtvereniging.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

diamanten

bn. (van diamant of met een diamant of diamanten bezet): een - ring, met een diamant; een - bootje, halssieraad, slotje met een diamant; zie bruiloft.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

diamanten

('mantɘn) bn. van of met diamanten : een broche, ring; een bootje als halssieraad. → bruiloft.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Diamanten

bn. 1. van diamant; (fig.) uiterst hard; 2. met een diamant of diamanten bezet of daaruit bestaande: een diamanten broche; een diamanten collier; 3. diamanten bruiloft, gedenkdag van een 60-jarige echtvereniging.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Diamanten

DIAMANTEN, bn. van diamant; met diamanten bezet: eene diamanten broche; de diamanten bruiloft, gedenkdag van eene 60 jarige echtvereeniging.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)