Dialecticus
(Lat.), m. (...ci), 1. die de dialectiek beoefent; 2. dialectenonderzoeker.
Wiktionary (2019)
dialecticus - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die de dialectiek beoefent Woordherkomst afgeleid van dialectiek met het achtervoegsel -icus
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
dialektisch. | subst., dialectica, ae, f. disputeerkunst, dialectiek, Cic.; dialectica, ōrum, n. dialektische onderzoekingen, Cic.; dialecticus, i, m. dialecticus, Cic.
Jozef Verschueren (1930)
('lektikus) m. (...ci) (spr. si) 1. [dialect] beoefenaar der dialektika. 2. [dialektiek] spitsvondig redenaar.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: