deunen
deunen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord deun
Van Dale Uitgevers (1950)
I. (deunde, heeft gedeund), 1. klinken, zich doen horen; 2. (gew.) met iemand deunen, met hem sollen, hem voor de gek houden. II. (deunde, heeft gedeund), (touw, weefgaren) strak spamien.
Jozef Verschueren (1930)
('deunәn) (deunde, heeft gedeund) 1. doen klinken, zingen: allerlei liedjes -. 2. (weer)klinken een strofe laten -.
J.H. van Dale (1898)
1. DEUNEN, (deunde, heeft gedeund), zingen, neuriën; — (gew.) met iemand deunen, met hem sollen, hem voor den gek houden. 2. DEUNEN, (deunde, heeft gedeund), (touw, weefgaren) strak spannen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: