Wat is de betekenis van dekplaat?

dekplaat - zelfstandig naamwoord uitspraak: dek-plaat 1. plat stuk waarmee je iets afdekt ♢ op het schuurtje lag een dekplaat van houtvezel Zelfstandig naamwoord: dek-plaat de dekplaat d...

Metalen plaatje op de lagersteen dat dient als steunpunt voor het tapeind. Het vermindert de axiale weerstand van de as op de randen van het tapgat bij verticale stand. Wordt vooral toegepast bij draagbare uurwerken en precisieklokken. f: plaque contre-pivot d: Decksteinplatte e: endpiece

De dekplaat is het gedeelte van een Dorische zuil tussen echinus en architraaf.

dekplaat - Wordt gebruikt voor plaatjes die om de gaten voor lichtschakelaars heen zitten.

v. (...platen), I. plat stuk hout, steen of metaal tot afdekking; vloersteen, vloertegel ter bevloering van kerken, gangen enz.; 2. bovenplaat van een insteekslot; 3. plaat van het stalen dek van een schip.

Dekplaat - noemt men de strippen*, die bij plaatijzeren liggers* gebruikt worden ter versterking van de randen*. Ook geeft men dezen naam aan de horizontale streep van een hoedvormige* randstaaf*.

v./m. (-platen), 1. plat stuk hout, steen of metaal tot afdekking; vloersteen, vloertegel ter bevloering van kerken, gangen enz.; 2. bovenplaat van een insteekslot; 3. plaat van het stalen dek van een schip; 4. (bouwkunde) het veelal kegel- of trapeziumvormig, soms aan de kanten versierd, lastoverbrengend element tussen een zuil en de daarop rus...

z.n.v. - Stuk eikenhout, dat de koppen der Beting dekt.