Dagzijde
v. (-n), 1. de dagzijde der aarde, de door de zon beschenen helft. 2. zijde die aan het licht komt, de buitenzijde: de dagzijde van deuren en kozijnen, van metselwerk.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-n), 1. de dagzijde der aarde, de door de zon beschenen helft. 2. zijde die aan het licht komt, de buitenzijde: de dagzijde van deuren en kozijnen, van metselwerk.
Jozef Verschueren (1930)
('dach) v. (-n) 1. Algm. zijde die buiten in het licht komt: de der deuren. 2. Inz. door de zon beschenen helft : de der aarde.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Fokko Bos (1914)
dagzijde, - v., ,,de dagzijde der aarde” : de door de zon beschenen zijde; ,,de dagzijde der deuren” : de binnenzijde.
J.H. van Dale (1898)
DAGZIJDE, v. de dagzijde der aarde, de door de zon beschenen helft; — (-n), de dagzijde van deuren en kozijnen, wat aan het licht komt; de dagzijde van het metselwerk, de buitenzijde.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: