Wat is de betekenis van Chippen?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

chippen

(werkwoord) [alg.] pinnen - Heel ongemerkt zijn van betalen naar pinnen gegaan. [dieren] merken - Is jouw kat wel gemerkt? [sport] opwippen, lepelen, stiften - Abe Lenstra, ja die kon nog een doelpunt zetten met lepelen. Nu is het spel daarvoor te snel.

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

chippen

(2020) (voetb.) schoppen (van de bal). • Hij pakte de bal af van de Wolves, gaf een diepe pass op Martial, die Mata aanspeelde. De laatste chipte de 1-0 binnen. (Het Parool, 18/01/2020)

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

chippen

chippen - Werkwoord 1. (inerg) (financieel), (economie) met een chipknip betalen

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

chippen

chippen - regelmatig werkwoord uitspraak: tsjip-pen 1. betalen met je pinpas ♢ wilt u contant betalen of liever chippen? Regelmatig werkwoord: tsjip-pen ik chip jij/u chipt ...

2025-07-15
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

chippen

(ov ww; chipte; h. gechipt) - slaan van een chip

2025-07-15
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Chippen

Chippen - gebruik maken van de chipknip. Informeel. Ook wel chipknippen. En misschien staan de Postbank-klanten wel te trappelen van ongeduld om te gaan chippen. En misschien klagen ze daar dan over bij de winkel waar de Rabo en ABN Amro-klanten wel kunnen chippen. Trouw, 20-09-96 De Rabo-klanten kunnen vooralsnog niet thuis ‘chippen’. Trouw, 06-0...

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

chippen

chippen geleed woord Zie: chip