Wat is de betekenis van Buitengoed?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buitengoed

o. (-eren), groot buitenverblijf, landgoed.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buitengoed

O.-goederen (landgoed).

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buitengoed

('buitәn) o. (-eren) goed met huis en tuin. buiten de stad gelegen.

2025-07-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buitengoed

o. (-eren), groot buitenverblijf, landgoed.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Buitengoed

BUITENGOED, o. (-eren), landgoed; ...GORS, v. (...gorzen), buitendijks aangeslibd land; ...GRACHT, v. (-en); ...GRACHTSBOORD, o. (-en), (vestingbouw) contrescarp; ...GRAS, o. gors; ...GRONDEN, m. mv. zandbank buiten het zeegat; buitendijksche grond.

2025-07-15
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)