Wat is de betekenis van buikig?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buikig

buikig - Bijvoeglijk naamwoord 1. lijkend op een buik, buikvormig 2. zwaarlijvig, dik Woordherkomst afgeleid van buik met het achtervoegsel -ig

2024-04-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Buikig

is een plantendeel, wanneer het hol is en in het midden van zijn lengte omvangrijker dan boven en beneden, vaak ook wat dik en gezwollen. B. zijn b.v. vele plantenscheden, zoals bij vele Schermbloemigen. Ook bloemdek of bloemkroon kunnen b. zijn, wat men ook wel aanduidt als kroesvormig.

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Buikig

adj., bûkich; — persoon, pamp(s)es.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buikig

bn. (-er, -st), 1. zwaarlijvig, corpulent; 2. als met een buik uitstaand.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buikig

bn. (een buik vormend, corpulent): een buikig heertje, fig. een buikige fles.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buikig

('buikәch) bn. en bw. (-er, -st) 1. met een dikke buik : een personage. 2. rond uitstaand : -e roemers.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buikig

bn. (-er, -st), 1. zwaarlijvig, corpulent; 2. als met een buik uitstaand: een buikige vaas.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Buikig

BUIKIG, bn. (-er, -st), een buik vormend; corpulent. BUIKIGHEID, v.