buiken
buiken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord buik
Van Dale Uitgevers (1950)
(buikte, heeft gebuikt), 1. met een buik staan : deze muur buikt; 2. (scherts.) buikig, dik worden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(buikte, heeft gebuikt), 1. met een buik staan: deze muur buikt; 2. (scherts.) buikig, dik worden.
J.H. van Dale (1898)
BUIKEN, (buikte, heeft gebuikt), met een buik staan deze muur buikt; — (scherts.) buikig, dik worden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: