Wat is de betekenis van Broekje?

1) (1941) (mar.) oneervol ontslag: 'een broekje krijgen'. • Broek. Een broekje krijgen: met oneervol ontslag uit de marine gezonden worden. (Albert Chambron: Marinetermen. 1941) • Een broekje krijgen (mar). Oneervol uit marinedienst ontslagen worden. (Elseviers Nederlands Woordenboek en Vreemde woordentolk. 1974) &bull...

broekje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord broek

Broekje - (mar.) een broekje krijgen: oneervol ontslagen worden.

onervaren jong persoon. In de jeugdtaal tegenwoordig ook voor een sloom iemand. Onder militairen: iemand die slechts kort een rang of graad bekleedt. Eigenlijk: iemand die nog niet zo lang een broek draagt.Mij om opheldering te laten vragen door het eerste het beste jonge broekje in de Partij, als ik een vinger in de asch steek, daar pas ik voor. (...

: (iemand) een broekje aantrekken (trok aan, heeft aangetrokken), (iemand) een pak slaag geven.

o. (-s), 1. kleine broek; — dat is er een met een broekje aan, een aangeklede leugen; — 2. ben. voor een aankomend, onervaren jongmens, ook een jong broekje; — ventje: een sekuur broekje, iem. die sekuur te werk gaat.

('broekjə) vklw. van → broek.

o. (-s), 1. kleine broek; dat is er een met een broekje aan, een aangeklede leugen; 2. ben. voor een aankomend, onervaren ventje, ook jong broekje, ventje; een secuur broekje, iemand die secuur te werk gaat.

...