Wat is de betekenis van broddelaar?

broddelaar - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die broddelt d.w.z. zonder voldoende kennis of vaardigheid een vak uitoefent en dus slordig, slecht werk levert, een knoeier, een beunhaas Woordherkomst Naamwoord van handeling van broddelen met het achtervoegsel -aar

onvakkundig persoon die slecht werk aflevert; knoeier, prutser. Synoniem: beunhaas. ‘Goed overleg is het halve werk, zei de broddelaar, en hij zette den lap naast het gat’ lezen we in het spreekwoordenboek van Harrebomée. Maar, Brammetje, kent gij mij al wèl genoeg om zo stout over mij te kunnen vonnissen? waarop rust uwe...

s., knoffelder.

m. (-s), BRODDELAARSTER, v. <-s), iem. die slecht, slordig w^erk levert, knoeier. BRODDELARÏJ', v. (-en), knoeiwerk.

m. (-s), iemand die slecht, slordig werk levert, knoeier.

...

...

BRODDELAAR, m. (-s), BRODDELAARSTER, v. (-s), iem. die slecht, slordig werk levert, knoeier. BRODDELARIJ, v. (-en), knoeiwerk.

Broddelaar, m. (...aren, -s), *-STER, v. (-s), knoeijer, knoeister, bederver, bederfster. *...LARIJ, v. (-en), knoeiwerk. *...LEN, bw. en ow. gel. (ik broddelde, heb gebroddeld), knoeijen, bederven.