Wat is de betekenis van Breedheid?

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Breedheid

v., het breed-zijn in verschill. bet.: breedheid van een schrijver, breedvoerigheid, (soms) breedsprakigheid ; — breedheid van inzichten, in tegenst. met kleingeestigheid.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

breedheid

('bre:’theit) v. het breed zijn ; van opvatting.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Breedheid

v., het breed-zijn in diverse betekenissen: breedheid van een schrijver, breedvoerigheid, (soms) breedsprakigheid; breedheid van blik, van inzicht, in tegenstelling tot een enge opvatting.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Breedheid

BREEDHEID, v. het breed zijn; breedheid van een schrijver, breedvoerigheid, (soms) breedsprakigheid; — breedheid van inzichten, in tegenst. met kleingeestigheid.

Gerelateerde zoekopdrachten